MARUM-Op 15 augustus 1945 ondertekende Japan de capitulatie in het hotel dat behoorde aan de familie van Tony Simon uit Marum. Tony was 12 jaar toen hij van Indië naar Groningen verhuisde. Hij is er nooit meer geweest. Als kunstenaar verwerkt hij in schilderijen het Indische verleden. Dat bracht hem in gesprek met mede Indische Nederlanders en het onnoemelijke leed achter de mensen. Voor die mensen en hun kinderen en achterkleinkinderen organiseert hij in het Romaanse kerkje voor de elfde keer de herdenking van het einde van de oorlog.
Bij het betreden van Tony’s huis klinken er elektrische gitaren uit de kamer. Tony maakt deel uit van het Combo Tjampoer. Zij treden in het land op met hun muziektheaterstuk ‘Mijn oma was een njai’. Daarmee vertellen ze het verhaal van de mensen die na de oorlog noodgedwongen naar Nederland kwamen. De meesten hebben een kleurtje door hun gezamenlijke bruine oermoeder: Njai. Dat verhaal begint in 1602 bij de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) legt Tony uit.
“Op het schip van de VOC, dat honderden jaren geleden naar Indonesië voer, zaten alleen maar mannen. Het duurde maanden voordat ze hun doel hadden bereikt. Zij kregen kinderen die ze bij de inlandse vrouwen verwekten. Zo ontstond een gemengde bevolking, maar met een gemeenschappelijke voormoeder, de Njai. Pas veel later werden deze kinderen als Nederlanders erkend, daarvoor waren het bastaarden. Hoe meer Nederlands bloed door je aderen stroomde, des te beter was je maatschappelijke positie”.
Deze groep en hun nazaten telt in Nederland 3,2 miljoen mensen. De onlangs overleden Wieteke van Dort was er een van. De vreugde over de bevrijding uit de kampen en van de Japanse repressie duurde maar twee dagen. De Indonesiërs wilden als zelfstandige staat verder en gingen meteen het gevecht aan. Dat staat bekend als de Bersiap periode waarbij 7000 Nederlanders werden gedood. Nederland begon daarop een oorlog tegen Indonesië, die het uiteindelijk in 1949 verloor. Tot begin jaren zestig zijn er meer dan 300.000 (Indische) Nederlanders naar Nederland gekomen. Het betekende het verlies van al hun bezittingen en het opbouwen van een nieuw bestaan.
Zie hier het trauma waarvoor met de herdenking in Marum aandacht is. Want er werd niet gesproken door het kind dat zag dat zijn ouders door de Japanners werden onthoofd. Dat kind dat tot 2014 zijn schulden aan de Nederlandse staat moest betalen. Zoals 1650 gulden in 1945(!!) voor de overtocht op de boot naar Nederland en het verblijf daarna. Tony: “Het is te erg voor woorden wat er allemaal gebeurd is, maar het is beter als er wel over wordt gesproken. Anders blijft het generaties lang voortwoekeren.”
De Indiëherdenking vindt op 15 augustus in het Romaanse kerkje aan de Noorderringweg 41 in Marum plaats vanaf 18.45 uur. Iedereen is welkom!
Tony zat in klas zes (groep acht) toen hij naar Nederland kwam. Hij kende alle plaatsen tussen Nieuwe Schans en Maastricht. Hij heeft alle boekjes nog van Anne de Vries, zoals Gerdientje vindt een vriendje. In de boekjes wordt ook gesproken over sneeuw. Dat zag hij pas in Nederland. Sneeuw in Indië bestond uit opgeklopt sunlight zeepschuim met zout: keihard, daar kon je geen sneeuwballen gevecht mee houden.